Voormalige winkels in Mildam

[toc]

Bakkerij Libbenga

Tegenwoordig doen we onze boodschappen in Heerenveen, maar ooit kon je in Mildam deur aan deur terecht. Op één en hetzelfde stukje Schoterlandseweg zaten de slagerij, rijwielhandel, klompenmakerij, een winkel in galanterieën en een smidse gebroederlijk naast elkaar. En er was meer. Het dorp telde vijf kruideniers en twee bakkers!

Antsje Boonstra, dochter van bakker Meine Libbenga en geboren op nummer 41 – toen ‘Mildam 3’ – duikt in het verleden.

Achter het linkerraam was de winkel, helemaal rechts de was de woonkamer – ooit café
Bakkersdochter Antsje Libbenga woont nu om de hoek in de Molenlaan

Antsje is met haar 85 jaar een kwieke dame, die met zichtbaar plezier vertelt: “De tijden waren toen anders. Mijn vader kocht het pand in 1925. Het is waarschijnlijk ooit een boerderij geweest, want er was een grote schuur achter.

Bij ons lag die vol takken voor de oven en naast het huis stond de pomp, die we deelden met de buren, daar waar Benny en Pietje Koen nu wonen. Heit en een feint werkten in de bakkerij, mem deed de winkel. Ik moest ook in de winkel helpen en er was nog een faam. Heit en de broers brachten brood rond en ik soms ook. Het leukste was naar beppe aan de Tjonger. Hun boerderijtje stond waar nu het fietspad langs de Tjonger naar Oudeschoot loopt op de plek waar men parkeert om te vissen. Bomen van hun erf staan er nog.”

In of uit de oven

Antsje heeft een goeie conditie en is dagelijks op de been. Net als in haar jeugd: “We liepen dagelijks naar school in Katlijk en tussen de middag weer naar huis om warm te eten. Wij als kinderen aten meestal vooraf. Er moest altijd wel iets in of uit de oven en dan zat je weer alleen. Tja, en dan ’s middags terug naar school!

Ik weet nog dat je in de oorlog geen lamp mocht aandoen en dat ik, toen het al donker was, nog iets moest bezorgen. Ik was wat bangelijk, al was het nog geen 100 meter verder, maar mijn broer was achter een heg gekropen en ritselde vervaarlijk toen ik er op de terugweg langsliep. Nou, ik vlóóg naar huis! Dinsdagmiddag was de winkel dicht en verder was het zes dagen per week hard werken. Dat deed iedereen toen.”

Café rukt op

De winkel zat links en het kantoortje en de woonkamer rechts van de voordeur. Met drie kinderen werd er vaak veranderd. Antsje: “De Mildamster Merk was echt een feest! Dan stonden de koeien twee rijen dik langs de weg. De schapen stonden te blèren waar nu het parkeerterrein van het Hof van Schoterland is. Nou, dan werd onze woonkamer omgebouwd tot café en dat liep best met zo’n jaarmarkt, dat snap je.

Ik had na schooltijd graag verder geleerd, maar dat was meer iets voor de broers, vonden m’n ouders. Met veel zeuren mocht ik nog een paar jaar huishoudschool doen. Ik fietste dan op met een leuke jongen uit Donkerbroek. Hij moest met de trein naar Leeuwarden naar wat nu een schakelklas heet voor de HTS. Dat werd later mijn man! Omdat hij in Indië moest dienen, zijn we maar snel getrouwd en toen hij weg was, ben ik nog een paar jaar bij heit en mem gebleven. De winkel is verdwenen rond 1960 met de komst van de centrale bakkerij. Later zijn mijn ouders naar de Molenlaan verhuisd en in dat huis woon ik nu.”

Antsje kijkt rechtstreeks uit op het huis waar ze opgroeide. Alleen de geur van vers brood ontbreekt.

Antsje voor de bakkerswinkel, vroeger verkocht aan de familie Zoetendal en nu het woonhuis van Jaap en Marleen de Jong.

Galanterieën in de oude smidse

Zijn moeder bleef al jong achter met zes kinderen, maar het pas ingevoerde weduwen-pensioen was geen vetpot. En dus zegde de weduwe Hoekstra de huur van de boerderij langs de Tjonger op, verkocht het vee en begon in de voormalige smederij annex rijwielhandel aan de Schoterlandseweg 65 een winkeltje in galanterieën. Luitzen van 10 ontwikkelde er als oudste zoon zijn zelfstandigheid dankzij een flinke wiskundeknobbel en een gezond zakeninstinct.

Luitzen is nog maar net gestopt met bezigheden voor de zaak Hoekstra Installatiebureau. Hij was wel gestopt met werken toen hij 55 was, maar in zijn kantoor in de kelder zat hij nog dagelijks met ICT-zaken te goochelen. Luitzen: “Daar zijn ze op de zaak misschien best blij mee hoor, maar ik vind het zelf ook heerlijk! Ik heb gelukkig nog meer om handen, onroerend goed en zo.”

De 66-jarige die alles zonder financiële steun opbouwde, blikt terug. “Die tijd in de polder weet ik nog goed. Op mijn eerste fiets, door Holtkamp van oude frames en onderdelen aan elkaar gelast, ging ik naar school in Katlijk. Als het water hoog stond, ging dat over een smal paadje, dat was oppassen geblazen dat ik er niet in waaide. Op mijn tiende kon mem in Holtkamps voormalige smederij een winkeltje beginnen.”

Kop en schotel

Zo’n winkeltje liep niet vanzelf. Luitzen: “Mem begon met klompen verkopen, dat kon zonder vergunning. De winkeliersvereniging Oudeschoot stribbelde tegen, maar iemand van de Kamer van Koophandel Wolvega zorgde voor de papieren. Toen mochten we van alles verkopen. Ik weet nog dat er veel ‘dejeuneetjes’ over de toonbank gingen. Als je op bezoek ging, nam je zelf je “kop-en-pantsje” mee, dus dat kocht men dan snel.”

Intussen maakte Luitzen zijn lagere school af -eerst een klas overgeslagen en toen nog een 7e klas- en ging daarna naar de MULO in Heerenveen. De B-kant: hij bleek een kei in wiskunde. “Toen kreeg ik een beurs voor de HTS in Leeuwarden. Toch maar niet gedaan, ik wilde werken!” Luitzen begon als leerling-elektricien, was ondermeer 5 jaar technisch tekenaar en kreeg op z’n 22e het toezicht op de elektrische installaties van een groot project.

Eigen bedrijf en wc-potten

Luitzen sleet banen en bazen, maar ontdekte vooral wat hij zelf goed kon. En onder een Groningse chef met wie niet viel samen te werken, had hij er de buik van vol: “De directeur probeerde me nog te lijmen met een eigen kantoor, maar ik wilde weg. Elders werken en in de avonduren van alles bijleren. Ik haalde alle papieren, maar was ook selfmade. Ik deed de boekhouding al voor mijn moeder. Ik woonde bij haar tot ik in 1972 trouwde. Zoals velen toen woonden Hilda en ik eerst in, ja, bij haar ouders. In 1973 bouwden we ons eerste huis in de Verzetslaan en in 1981 waagden we de sprong. We begonnen met een eigen bedrijf!”

Een successtory? Het gezin had ook tegenslagen. Al in zijn eerste jaar ging een grote klant failliet, waardoor Luitzen kon fluiten naar 30.000 gulden. Maar de doorzetter in hem keek vooruit. Nadat Auke Zoetendal – medewerker van het eerste uur (nu met pensioen) – in dienst kwam, groeide zijn zaak dan ook al snel uit tot vier en later zestien man personeel.

Luitzen: “Met kantoor aan huis was ik een aanwezige vader, maar Hilda en ik werkten wel 7 dagen per week, tot de avond aan toe. En we namen aan wat zich voordeed. Ons bed heeft zelfs een tijdje omringd gestaan door een partij wc-potten.”

Het echtpaar woont tevreden en ruim in hun vierde woning. Maar de bedrijvigheid aan de Schoterlandseweg 51 is niet verdwenen: de kleindochters komen er regelmatig winkeltje spelen…

Hieronder vindt u hoe het was en hoe het nu is.

De smederij van Holtkamp waar mem Hoekstra-De Haan in 1956 haar winkeltje begon inks was de woonkamer, rechts de winkel
De smederij van Holtkamp waar mem Hoekstra-De Haan in 1956 haar winkeltje begon.
Luitzen voor de tegenwoordige woning van Siep Bos; links was de woonkamer, rechts de winkel
Luitzen voor de tegenwoordige woning van Siep Bos. Aan de linkerkant was de woonkamer, aan de rechterkant de winkel

De Spar van Peereboom

De drie jongens Peereboom deden allemaal mee in het ‘familiebedrijf’: de kruidenierszaak aan de Schoterlandseweg 51. Op die plek, hartje Mildam, staat nu de woning van Luitzen & Hilda Hoekstra, oprichter van het gelijknamige Installatiebureau. Hielke Peereboom (61) herinnert zich nog goed hoe alles was. Het hoofdrekenen zat er weliswaar jong in, maar hij had geen ambitie om de zaak over te nemen. ‘It suteljen fûn ik wol moai, mar ik wie mei gjin stok de winkel yn te krijen!’

In 1948 namen zijn ouders Durk en Sjoukje Peereboom-Krekt de Sparwinkel over. Hielkes hele jeugd speelde er zich af. Omdat in het kleine Mildam nogal wat kruideniers zaten, deed zijn vader al aan marketing avant la lettre. “Hij deed aan actieve klantenwerving. Er was veel concurrentie en dus ging hij op de fiets langs dorpen en boerderijen en noteerde wat men nodig had. Dat kreeg men dan per transportfiets thuisbezorgd.”

De klantenkring was zeer verspreid en er waren diverse sutelroutes. De zonen fietsten richting De Knipe, Nieuwehorne en Heerenveen, leverden de bestellingen af en inden het geld. “Ik was als schooljongen van nog geen 12 al volledig ingeschakeld. Ik ben ooit in het rulle zand van de nog onverharde Yntzelaan over de kop gevlogen met die mudvolle korf aan het stuur. Heit razend! De meeste spullen kon hij zo weggooien.”

Hielke (hier 11 jaar) als welkome bezorger van de boodschappen
Hielke (hier 11 jaar) als welkome
bezorger van de boodschappen

 

Sigaar uit eigen doos

De winkel was een tijdrovend bedrijf. Met de eerste auto reed heit vrijdags langs alle klanten om het boekje op te halen – stapels boekjes! – en ’s avonds maakte het hele gezin de bestellingen klaar en schreef mem de prijzen er in het boekje achter. Hielke: “Mem telde alles uit het hoofd op. Op zaterdag bezorgden we. Ook toen ik al in Groningen studeerde, was ik op zaterdagmorgen vanaf 5 uur paraat om te helpen.”

De Spar drukte zijn stempel op het dagelijks bestaan. “Klokke half een móest het eten op tafel, dan kon heit nog net een knipperke doen voordat de winkel om half twee weer openging. En de zondagen! Eens kwam de dominee achterom. Zijn sigaren waren net die dag op. Of hij een doos mocht lenen. Op zondag kóóp je niet, natuurlijk! Op maandag 8 uur al kwam hij twee dozen kopen en schonk hij een aan mijn vader, haha.”

Vóór de vroegere Sparwinkel (van '48-'82) stopt nu Qbuzz, lijn 15.
Vóór de vroegere Sparwinkel (van ’48-’82) stopt nu Qbuzz, lijn 15.

Ambtenaren en onderwijzers

Behalve de vele klanten kwamen er meer mensen over de vloer. Hielke: “Vertegenwoordigers waren een slag apart. Heit zat soms uren met hen te praten terwijl mem in haar eentje trochskrepte. Kon heit niet overweg met zo’n type, dan moest mem zich er maar mee redden. Hij kon best nijdig worden als iemand precies één minuut voor sluiting kwam, meestal ambtenaren of onderwijzers. En ook als het op dinsdagmiddag regende. Dan was de winkel dicht en wilde hij vissen.”

Toch denkt Hielke ook met weemoed terug: “Eerst was alles los, in vakken. Later kwam de diepvries en nog later het verse-groentevak en snacks. Maar met de eerste zelfbediening in Heerenveen ging men ook verder dan ‘om de hoek’ boodschappen doen. En toen het opslaghok te klein werd, hebben mijn ouders er een grotere achter gebouwd en dat eerste hok bij de winkel getrokken. Maar het bleef bealgjen.”

“Het allermooiste? Dat vond ik het sjerpfet. Mijn vader schepte daar met zo’n grote houten lepel precies een half pond stroop uit en zorgde met een laatste ruk dat er geen drupje buiten viel. Doe dat maar eens na!”

Nee, klanten met stroop vangen bleek niks voor Hielke. Hij is wiskundeleraar op zijn eigen oude school geworden…

Hielke woont nu met zijn vrouw Minke in Nieuwehorne.
Hielke woont nu met zijn
vrouw Minke in Nieuwehorne.

Groente van Nijenhuis

Mildamsters kennen de groentewinkel van Nijenhuis alleen nog van horen zeggen. De zaak aan de Schoterlandseweg 58 is dan ook allang verdwenen en op die plek staan nu twee geschakelde huizen.

Dat Barteld Nijenhuis voordien melkrijder was in Bontebok en zijn vrouw Gryt ten Hoeve bij evenementen als fietsopberger dienst deed, is nog minder bekend. Evert Nijenhuis (63) en zus Janny Heida (58) stoffen de herinneringen aan hun ouders groente- en fruithandel daarom met liefde af.

Barteld en Gryt verhuisden in de jaren vijftig met hun jonge gezin van Katlijk naar Mildam. In het pand waar een wagenmakerij en later een schoenlapper/kapper hadden gezeten, begonnen ze een groentezaak. Weliswaar hadden veel mensen zelf een moestuin, maar voor zaken als sinaasappels en bananen waren ze aangewezen op de winkel. Evert: “Janny en ik waren nog maar 3 en 7, maar later was het mee aanpakken, met name op zaterdagen.”

Broer en zus Nijenhuis anno 2012
Broer en zus Nijenhuis anno 2012

Janny weet dat vooral mem de handen uit de mouwen moest steken. “Heit kon het zware sjouwwerk van kistjes fruit en zakken aardappels maar moeilijk aan. Hij was kortademig, had nauwelijks energie. Geen wonder! Later bleek dat zijn hart ver onder de maat functioneerde. Hij is maar 51 geworden.”

Hete bliksem

Groothandel Haanstra uit Heerenveen leverde 1 à 2 maal per week de verse voorraad. Evert: “En ‘s winters namen wij de bestellingen van klanten op en bezorgden die thuis. Alleen kwam het met natte sneeuw zomaar voor dat de namen op de papieren zakken onleesbaar waren.” Zodat de ene familie bij wijze van spreken geen wortels maar appels kreeg, terwijl een ander gezin dan maar hutspot moest eten in plaats van hete bliksem.

Met de bakfiets sútelje ging aanvankelijk nog redelijk, vertelt Evert. “Heits wijk liep van Annaburen tot de Houtlaan en van Oldeholtwolde tot De Knipe. Daar stikte het van die hoge bruggetjes over wiken heen die naar de Compagnonsvaart liepen. En daar dan met een volle bakfiets overheen…”

Toen heit later met paard en wagen langs de klanten ging, viel het op- en afladen hem zwaar. Wat beter werd met de driewiels bestelauto. Het was een soort rijdende etalage met de kisten keurig tot een zadeldakje gestapeld.

Petroleumkacheltje

Er was ook concurrentie en niet alleen doordat ieder zijn eigen groente verbouwde. Ook de SRV en de kruidenier verkochten groente en fruit. Maar de winkel liep, de spullen gingen vlot over de toonbank. Janny: “Alleen ’s winters was het een lijen! Dan was het petroleumkacheltje aan, de handel mocht niet bevriezen.” Evert vult aan: “En de weg naar Ter Idzard werd onbegaanbaar, zodat men daar geen bestelling kreeg.”

Er was ook emplooi tijdens evenementen. Janny mijmert: “Dan stonden ze met een kraam op de Skoattermerke, mem mei sa’n kreas wyt skelk foar. En mem was ‘fietsopberger’ bij activiteiten zoals de Knypster gondelvaart. Genummerde kaartjes verkopen en de andere helft aan de fiets hangen.” Waarop haar broer knipoogt ”Dan koene je de fyts wer pakke as je net tefolle drank op hiene, no?”

Toen mem 3 jaar na heit overleed, bleven Evert, Jannie en hun (inmiddels overleden) broer Jappie in het huis wonen. Ze wilden de winkel niet overnemen en toen de een na de ander de deur uit trouwde, is het verkocht. Vanwege het bouwterrein, want nadat tapijthandel Lok het kort had gehuurd, ging het tegen de vlakte. In de huidige nieuwbouw wonen tegenwoordig Maaike Holtrop en de familie Darwinkel.

Het oude huis met de winkelruiten links…

… en in 2012 op dezelfde plek, bij de nieuwe huizen.

Evert werd conciërge van het Friesland College en bleef in Mildam wonen – met eigen moestuin. Janny streek neer in Nieuwehorne. Alle lof voor deze ‘winkeldochter’, want zij zoekt de inspanning op die haar vader niet aankon: ze geeft vol overgave aerobics aan wel 6 groepen.

Het oude huis met de winkelruiten links...
Het oude huis met de winkelruiten links…
... en in 2012 op dezelfde plek, bij de nieuwe huizen.
… en in 2012 op dezelfde plek, bij de nieuwe huizen.

Manufacturen van Kampen

Het huis aan de Schoterlandseweg 61 in Mildam is er nog, de etalage waar ooit de fraaiste stoffen hingen, verscholen achter een struik. In de manufacturenwinkel was de toonbank om recht-van-de-rol te knip-pen en verder waren er laden en kastjes met garen, ritsen en knopen. Niet dat je er rijk van werd, maar Anne Kampen en Antsje Stoker hadden er een goede boterham aan. Dat het ondernemen beiden in het bloed zat, blijkt uit de terugblik van kleinzonen Wiebe en Anne.

Pake Anne en beppe Antsje deden de slagerij op de hoek van de Molenlaan over aan Lolke Woudstra en namen de manu-facturenzaak in Mildam over. Ze woonden al even in de pastorie er tegenover, waar Ytsje, mem van de geïnterviewden, in 1924 het licht zag. De winkel was beppe’s domein, pake ging langs de deur met koopwaar. Eerst op de fiets, maar al snel met de auto.

Antsje Stoker & Anne Kampen met pensioen
Antsje Stoker & Anne Kampen met pensioen

“It wie de eerste auto yn Mildaam”, denkt Anne. “In Ford mei glimmende speaken die wol hûnderd gûne koste hie. Hy wie doe ek taxi-bedriuw, foar minsken dy’t bygelyks nei it sikehûs moasten. Dat moast altyd betiid, dat by ‘t winterdei startte hy om de pear ûren nachts de auto, bang dat er em oars net oan ‘e praet krige…”

Innemen en keren

Pake had vijvertjes in het hok met bevers, vertelt Anne, foar de feltsjes en af en toe ontsnapte er een. Toen hij in 1962 stopte met de winkel, kwam hij dagelijks werken op de boerderij van Ytsje en haar man. Een aanpakker dus, maar Wiebe en Anne hebben zeker zoveel respect voor hun beppe. Die hielp mem twee middagen per week sokken stoppen als de winkel dicht was. Aardig wat met 4 kinderen en 6 kleinkinderen! Beide vrouwen waren coupeuse en zullen in die naoorlogse jaren heel wat spul hebben moeten keren of innemen.

In de oorlogstijd fietste beppe met regelmaat ruim 40 km naar de Leeuwarder gevangenis en terug om haar neef Sjoerd Stoker op te zoeken. Deze spoorwegman zat in het verzet; helaas zijn hij en zijn vriend René Bol verraden en in 1944 gefusilleerd. Bij de Thomaskerk in Katlijk getuigen hun graven er nog van.

Ook de kleinzonen kunnen niet stilzitten. Anne heeft met broer Yntze en hun 4 zonen een maatschap veehouderij aan de Houtwallen, op de plek waar pake Wiebe Jongsma ooit een stuk heide ontgon. Anne: “Hy kearde sa’n fjouwer bunder heide eefkes mei de skep om en doe wie dit hjir in buorkerij”. Met akkerbouw was deze niet te redden, maar de maatschap van de Jongsma’s telt inmiddels wel 250 koeien, waarvan 100 jongvee. En naast een paardenpension houden ze nog zo’n 200 waterbuffels, die in het groen, naast It Skar, prachtig opvallen.

Kleinzonen Anne en Wiebe Jongsma blikken terug
Kleinzonen Anne en Wiebe Jongsma blikken terug

Werom fan tûzend gûne

De broers herinneren zich hoe omzichtig hun grootouders met de klanten omsprongen, wanbetalers met name. Soms liep de schuld zo op – vooral bij rijke boeren! – dat pake er zelf op af ging. De boerin vroeg dan doodleuk “Jo hawwe seker wol werom fan tûzend gûne?” En dan had je nog klanten die stof in Heerenveen kochten en alleen voor het vergeten klosje garen bij Kampen aanklopten…

Wiebe vertelt hoe hij als oudste duidelijk beppe’s jonkje was. Hij mocht zelfs helpen in de winkel! Hij kon niks fout doen, dus heugt het hem nog dat ze eens boos op hem was. “Dan wie ik der in pear wike útfanhûs omdat er by ús bof of reafonk omgong. De earste kear dat ik oan de Yntzeleane yn ‘e sleat sprong wie net slim, mar de twadde kear wie ze poerlilk!”

Bij hem thuis staat nog een ladekast uit de winkel met potloodnotities erop: de inkoopprijs in code en de verkoopprijs tot op de halve cent in cijfers. Ontroerend, benen knopen voor in botsen.

Anne, Yntze en vele Jongsma’s wonen dicht bij elkaar, maar beppe’s jonkje vertrok uit it heitelân. Op aparte wijze blijft hij toch zijn roots trouw: Wiebe woont al jaren in… Kampen.

Kleinzoon Yntze voor de vroegere zaak van Kampen
Kleinzoon Yntze voor de vroegere zaak van Kampen

Fietsenmaker Hennie van der Hoeff

Thomas van der Hoeff (56) vertelt smakelijk en tapt uit een rijk geheugen. Zeker, heit was fietsenmaker in Mildam aan de Schoterlandseweg 52 en hijzelf is geboren op nr. 54. Maar heit was ook smid en maakte kiepkarren voor de Heidemij en hij besloeg paarden. Selfmade, was ‘ie. Mem pakte mee aan met haar agentschap post-telegraaf-telefoon aan huis en ze hielp in de naastgelegen kroeg van Sipke Bouma, nu Hof van Schoterland. Thomas weet nog hoe hij en broertje Jan voor klandizie zorgden.

“Eins wiene it rotstreken. Dan hellen we de tank leech fan buormans brommer en goaiden d’r sân yn. We ha der sels in kear yn pisse!!” Thomas kan er nog smakelijk om lachen. Heit lapte de brommer weer op, maar mem was laaiend toen ze het begreep. Nee, heit was makkelijk. Te makkelijk volgens mem, als hij in de schaft zijn hengel greep om brasem te vangen in de Tjonger. Dat had pake ook altijd gedaan. Die liep het zandpad naast het huis af, en zo naar het water, klanten in de winkel of niet. Het was een andere tijd, peinst Thomas: “Sneins foar it fuotbaljen eefkes lâns skuonmakker Ulke Stoelwinder drave om nije fiters. Sjuch, dat koe doe gewoan.”

Thomas, zoon van Hennie van der Hoeff
Thomas, zoon van Hennie van der Hoeff

Thomas, zoon van Hennie van der Hoeff

Van kiepkarren en kroegtypes

Hoe vader Hennie fietsenmaker werd? Rechtstreeks van de lagere school af aan de slag en alles zelf geleerd. De omkes vlogen uit: ze gingen bij de Marine of naar Halbertsma, Grou. Heit syn fietsen- en brommerbedrijf liep goed – tot in Katlijk jonge jongens een smederij begonnen en de kiepkarren voor de Heidemij hun langste tijd hadden gehad bij Van der Hoeff.

Het was misschien anders gelopen als Thomas en Jan wat ouder waren geweest en hadden doorgeleerd. Al met al had de zaak toch zo’n 25 jaar gedraaid toen Hennie hem sloot. Thomas was 10 toen ze verhuisden naar Oudeschoot. Heit kon bij de PTT aan de slag en hij was nog 25 jaar lang postbode. Mem had bij feesten en partijen altijd al met frou Bouma in ‘de kroeg’ gewerkt en toen deze stierf ging ze daar alleen mee door. Thomas: “Ik bin sels ek in kroegtype hear, mar ja, wat sit der no noch yn Mildaam…”

Sa dea as in wjirm

En dan komt de meer recente geschiedenis ter sprake. Hoe de middenstand is weggevaagd in Mildam, en het verenigingsleven. Ooit waren er bakkers, kruideniers, een schildersbedrijf, een gemeentehuis, een gymclub. En voetbal niet te vergeten, de bloeitijd van Mildam! Thomas: “Een buurtvereniging? Over en uit, it doarp is no sa dea as in wjirm”.

In Mildam ging alles de grond in, letterlijk. Toen hij later met zijn Jantje huisnr. 61 kocht (voorheen stoffenzaak Van Kampen) lagen in de tuin op één spade diep oude fietsen en carbidlampen, en nog dieper ládingen bonken – van een vroegere slager. Thomas kent mensen die verderop een garage wilden bouwen en 600 paar kinderschoenen opfandelden! Door de schoenmaker begraven in de oorlog. Bodemvervuiling had nog geen naam. Sterker nog: er werd om geschreeuwd. Want op de gewraakte benzinepomp naast Schoterland zat een tamme kauw, die ze hadden leren praten. ‘Benzine keapje? Benzine keapje?’ kraste die als er iemand langskwam.

Maar dat was vroeger. Hennie verhandelde destijds fietsen van Batavus, Thomas klom daar later op van machinebankwerker tot kwaliteitscontroleur. Hij zat ondermeer 6 jaar in China, maar belde toen hij eens z’n vlucht miste z’n mem als eerste wat hij moest doen. Die bleef nuchter, grinnikt de man van de wereld: “Ús mem feegde je gewoan troch de moster!”

De bakkerij van Spijkman

Zo was de boerenwoning toen de bakkerij er in zat...
Zo was de boerenwoning toen de bakkerij er in zat…

Hieke Koopmans was al sinds haar prille jeugd ‘bakkersknechtje’. Eerst bij pake Minne Talsma, daarna bij diens schoonzoon, heit

Piet Spijkman. Ze ging mee de streek op, venten. Nu, met haar 69 jaar, zit ze nog steeds langs de weg. Taxibedrijf Koopmans uit Jubbega mag dan allang zijn overgegaan op de zonen, ze neemt nog graag de langere ritten over. “Trije keer yn ‘e wike nei

nierdialyse ride, dan reitse je mei de klanten fergroeid”.

Hieke is geboren op nr. 60 aan de Schoterlandseweg, maar daar weet ze niets meer van. Dat ze ertegenover woonden op 63 herinnert ze zich wel. Het was een oude boerenwoning waar de bakkerij inzat en later is er een nieuwe muur voor gezet waar nu ‘Senang’ op staat. Rechts van de deur was de winkel, links woonden ze. De bakkerij lag achterin de deel en in mem’s tuin lagen de waterput en takkenbossen voor de oven. En it âld sekreet niet te vergeten! Of stonk die paardenstal achter huis zo?

... en Hieke voor hetzelfde huis anno 2013
… en Hieke voor hetzelfde huis anno 2013

Dat haar broer rond zijn achttiende met drie andere jongens omkwam bij een verkeersongeval, betekende dat de bakkerij niet werd voortgezet, vertelt Hieke met droge ogen. In 1959 kwam De Centrale Bakkerij, waarbij tien bakkers waren aangesloten: uit Katlijk en Rottum, twee uit Mildam en zes uit Oudeschoot.

Mep op de kar

Hieke moest al jong met pake mee, naar haar luisterde de kedde tenminste. Zo sloeg hij bijna op hol toen ze in Katlijk bij de rioolaanleg de weg aanstampten met zo’n lawaaiding dat de keien op hun plek trilde.

Soms gaven rotjongens een mep op de bakkerskar en dan holde het beestje alleen naar huis, zonder kar. De fiets met zware bôlekoer kon het meisje niet de baas, maar later met heit in de auto hielp ze bestellingen afleveren. Altijd over zandpaden of door drek, oh die Aaltjelaan!

Bakker Minne Talsma en knecht Lucas de Jong
Bakker Minne Talsma en knecht Lucas de Jong

Bakker Minne Talsma en knecht Lucas de Jong

Veel klanten namen de ene week de ene bakker en de week erop de andere. Dat had te maken met al of niet kerkelijk zijn, een verschil dat er al bij de schooljeugd inzat. Zelfs het dorpseigene was reden tot strijd. Je was blêdeklauwer of raaptepper. Al is ze sinds haar 20ste weg uit Mildam, Hieke noemt moeiteloos op wie er toen woonden. Niet hun echte naam, want de schoenmaker heette niet Kruk en de klompenmaker vast niet Klomp. Hieke: “Dat wie doe sa. De Woudstra’s wiene murden en de Bergstra’s rotten.” De mensen waren niet veel gewend.

Het heugt haar nog dat toen ze bij iemand ‘in de polder’ binnenkwam, de kleine kinderen onder moeders rokken vluchtten. “Ik wie sels noch bern, mar se seagen dêr noait frjemden.”

Warme chocolademelk en kantkoek

Hieke is te nuchter voor sentimenten, maar wordt jaarlijks toch mankelyk met Sint Maarten. Vroeger kwam de schooljeugd immers met lampionnen langs. Bij bakker Spijkman kreeg je warme chocolademelk en een stuk kantkoek! De bakkersdochter ging dan overigens vrijwillig de streek op: om zo wat ‘bij te verdienen’.

De drukste tijd was met sinterklaas. Dan was het bealgje en gingen er heel wat taaipoppen en speculaasjes doorheen. Ze noemt het zonde dat later de hiele brot aan taaiplanken en speculaasvormen is verkocht, maar ze heeft gelukkig nog koekblikken uit de bakkerij. “En de âld EHBO-trommel! Dy moasten je hawwe doe ‘t de oven op elektries gong.”

Ook het wonder van de waterleiding begin jaren 50 weet ze nog goed. Dat je zomaar in huis de wc kon doorspoelen en een kraan kon open-draaien! Ja, tot pake in alle vroegte door het huis riep “Kom derôf, ‘t is allegear wetter yn ‘e hûs!” Ze vlogen het bed uit, naar de overstroming… op 1 april.

Kruidenierswinkel Van den Bosch

Sietze van den Bosch (65) was het vijfde kind in de rij en als het ware geboren ín de winkel aan de Schoterlandseweg 64 te Mildam. Het huis is allang vervangen door iets moderns, met de afslag naar De Karn en Milhoes er pal naast. Al pratend schieten hem steeds meer functies te binnen die zijn vader Fokke buiten de winkel had. Hij maakte hem weinig thuis mee. Heit bezorgde vaak nog tot laat op de avond en werd daarom ‘Fokke bij nacht’ genoemd.

Sietze schetst zijn vader als iemand met hart voor de zaak en trouw aan zijn klanten. ‘De zaak’ was de kruidenierswinkel, maar Fokke was tevens koster, hij bediende het gemaal en werkte in voorkomend geval als bode van uitvaartvereniging ‘De Laatste Eer’. Later had hij nog vele bestuursfuncties.

De winkel ging in 1967 ter ziele, Sietze nam hem niet over. Hij zat na de ULO eerst bij Halbertsma in Grou op kantoor, om daarna tot zijn VUT bij de Rabobank in Drachten te werken. Zo weinig als ze thuis van heit zagen, zo veel was hij langs de streek te vinden, waar hij alle tijd voor zijn klanten had. En kwam hij dan eindelijk thuis voor het eten, dan moest hij ‘s avonds vaak de polder nog in om het ‘stoomgemaal’ van Wetterskip Mildam-Oudeschoot te bedienen. Of hij moest als koster van de Tjongerkerk de kachel aansteken en koffie klaarzetten voor de kerkenraadsvergaderingen.

Post(zegel) en telefoon

Heit ging met de transportfiets langs de klanten, maar uiteraard moest ook Sietze meewerken. Een eigen wijkje op vrijdag en zaterdag en toch korfballen op zaterdagmiddag? Dan ook bestellingen bezorgen.

Fokke van den Bosch rond 1930 met de transportfiets op weg naar klanten.
Fokke van den Bosch rond 1930 met de transportfiets op weg naar klanten.

Sietze grinnikt. “Heit wie wiis mei de klanten, hy die der alles foar!” En dat ging heel ver! Toen een boer diep in Katlijk om een postzegel vroeg, zegde Fokke royaal toe: “De jonge bringt it wol even.” Maar toen Sietze op de fiets wind en regen trotseerde en aan de deur “Folluk!” riep, klonk vanuit de kamer: “Lis mar op it finsterbank, der kom ik net de keamer foar út, hear.” Sietze was nog weken opstandig!

De kruidenierswinkel in de jaren 50

met Sietze tussen z’n ouders in.

De bijkeuken diende als opslagplaats. Van gezinsleven was geen sprake: je moest boodschappen op-nemen, klaarzetten, rekeningen opmaken en later alles bezorgen en liefst afrekenen. Er was veel armoe, veel klanten stonden in het krijt bij de kruidenierswinkel. En privacy bestond nog niet.

Dankzij hun telefoon – heit moest bereikbaar zijn ingeval van sterfgevallen of voor dominees van elders – kwam het halve dorp de lastigste persoonlijke gesprekken in hun huiskamer voeren. “Gau, tillefoan foar jo”, hijgde Sietze als hij weer eens iemand moest ophalen.

De zondagsrust gold alleen de winkel. Fokke was al vroeg in de kerk: kachel aanmaken, psalmen en gezangen op het bord hangen. En was op dinsdagmiddag de winkel dicht, dan moest de kerk weer worden schoongemaakt en winkelvoorraden aangevuld. Nooit ledigheid dus!

De kruidenierswinkel in de jaren 50 met Sietze tussen z’n ouders in.
De kruidenierswinkel in de jaren 50 met Sietze tussen z’n ouders in.

Ompankoekje

Sietze zag de anderen de deur uitgaan, de zussen emigreerden. Een ‘afscheid voor altijd’ dacht men toen. Het was dan ook feest toen Aaltsje uit Canada met drie kindjes overkwam. Deze konden zo lief spelen bij pake en beppe, grinnikt Sietze. “Jo hearden se net! Oant we fernamen dat se yn ‘e winkel de sûker en de rys yn de splitearte skepten, alles trochinoar!” Hij denkt met respect aan mem Anne die het huishouden bestierde. ‘Altyd ompankoekje mei it iten!’ als heit bij klanten bleef hangen. Altijd de winkel erbij doen als heit als bode diende. Altijd alleen de kinderen opvoeden omdat de kerkenraad vóór ging, of het schoolbestuur, of het gemaal, of het korps. Zelfs op z’n verjaardag was Fokke weg… Dan leidde hij de Sint-Maarten lampionoptocht!

Minder bekend is dat Fokke in de oorlog een schakel in het verzet was. Om ook in spertijd de polder te kunnen bemalen had hij een Ausweis en zo kon hij ‘s nachts ongemerkt een boot in de Tjonger leggen en zorgde hij voor de redding van Amerikaanse piloten, waarnaar de bezetters verbeten zochten. Weliswaar vóór Sietze zijn tijd, maar zelfs menige Mildamster was er niet van op de hoogte.

Huisnummer 64 staat nu op de hoek van De Karn.
Huisnummer 64 staat nu op de hoek van De Karn.
Sietze is met de VUT, maar altijd actief met het koor, bestuurswerk, schilders-club etc.
Sietze is met de VUT, maar altijd actief met het koor, bestuurswerk, schilders-club etc.